Reizen
-1
archive,category,category-reizen,category-158,stockholm-core-2.3.3,select-theme-ver-9.5,ajax_fade,page_not_loaded,,qode_menu_,wpb-js-composer js-comp-ver-6.10.0,vc_responsive

Ellen Ann Willmott, geniale tuinvrouw verliefd op Liguria

Vrouwen die tegen conventies en de tijdgeest waarin zij leven ingaan en hun eigen pad volgen schrijven geschiedenis. Zo’n vrouw is de Engelse Ellen Ann Willmott.

Zij reist naar Frankrijk en Italië, koopt er haar eigen villa, die zij zelfstandig renoveert en legt indrukwekkende en prachtige tuinen aan. In haar tijd voor een vrouw vrijmoedig en bijzonder. Dit artikel vertelt over het leven van deze geniale tuinvrouw, horticulturist, tuinfotograaf en schrijver met als vertrekpunt het onderzoek dat Audrey Le Lievre heeft verricht voor haar uitgebreide biografie Miss Willmott of Warley place (Faber& Faber, London, 1980).

 

Ellen Willmott, ca. 1901, fotograaf onbekend.

Le Lievre omschrijft Ellen Willmott als: “extravagant, impatient, brilliantly quick-minded, full of mirth and gaiety and at the same time absolutely infuriating and quite impossible to deal with” (Introduction, p.11), tegenstellingen die niet alleen haar karakter maar ook het leven van Ellen Ann Willmott tekenen.

Ellen Ann Willmott (1858-1934), wordt geboren in Vernon House in Spring Cove, een voorstadje, nabij London. Haar vader, Frederick Willmott, is advocaat, haar moeder, Ellen Fell, dochter van een rijke kant-handelaar. Ellen krijgt twee zusjes: Rose in 1881 en Ada Mary in 1864.

 

De meisjes krijgen een voor dochters uit gegoede kringen in die tijd gebruikelijke opvoeding: zij krijgen les in literatuur, geschiedenis en botanie, leren Frans, borduren en schilderen.

Door connecties met nieuwe partners en investeringen groeit de advocatenpraktijk van haar vader en kan de familie deelnemen aan het sociale leven van de welgestelde klasse door het organiseren van ontvangsten en soirees.

Dankzij die achtergrond en royale cheques die de zusjes jaarlijks van hun rijke peettante lady Helen Tasker ontvangen, is Ellen Ann wanneer zij eenentwintig jaar oud is, al een aanzienlijk rijke jonge vrouw.

 

In 1872 overlijdt haar jongste zusje Ada Mary aan dysenterie en nierfalen, waarna Frederick Willmott besluit om het familiehuis te verkopen. In 1875 koopt hij Warley Place in Essex, een landhuis in Queen Anne stijl, ook in de buurt van London, dat past bij de nieuwe financiële en sociale status van de familie (pp.21-30). De moeder van Ellen zal zich er vooral bezighouden met het instrueren van personeel en de inrichting van het huis, dat rijk gedecoreerd wordt met meubilair van Hepplewhite en Chippendale, antieke klokken die Ellens vader Frederick verzamelt, zilver, en serviezen van Ming, Worcester en Delft (p.35).

 

Aquarel (ca.1906) door Alfred Parsons van de narcissoorten bij Warley Place,

Rond dit landgoed met zijn glooiende hellingen, stallen en vijvers, staan heggen met meidoorns, vlierstruiken, ommuurde tuinen vol narcissen en krokussen en oude Spaanse kastanjebomen. Wanneer Ellen achttien jaar oud is en Rose vijftien, begint zij onder leiding van haar moeder met het vormgeven van de grote tuin rond Warley Place, waarvoor zij diverse plantensoorten verzamelen, ook uit andere tuinen, zoals die van Fitzwalters bijvoorbeeld, het ouderlijk huis van haar moeder.

In 1880 neemt mrs. Willmott de meisjes mee naar de Royal Horticultural Summer Show in London en zal zich de belangstelling en het talent van Ellen voor botanie nog meer ontwikkelen en zullen haar ontwerpen de tuinen van Warley Place maken tot een van de meest gevierde in Engeland.

 

Naast reguliere tuinen, legt Ellen in 1882, er ook een bijzondere Alpentuin aan met rotsformaties, varens en een beek. Voor het onderhoud stelt zij een Zwitserse tuinman aan, Jacob Maurer, die uiteindelijk veertig jaar lang met zijn gezin op het landgoed zal wonen in de South Lodge, ook nu nog te zien, naast de ingang van Warley Place.

 

 

 

 

 

Op zoek naar meer plantenkennis lezen Mrs. Willmott en Ellen diverse tuinboeken, zoals bijvoorbeeld The English Flower Garden (1883) van William Robinsons, zijn visie op tuinieren zal ook Ellen inspireren:

 

De tuinman moet de ware kunstenaar volgen, hoe bescheiden ook, in zijn respect voor de dingen zoals ze zijn, in verrukking in de natuurlijke vorm en schoonheid van bloemen en bomen, als we vrij willen zijn van kale geometrie, en als onze tuinen ooit ware beelden… En zoals het werk van de kunstenaar is om voor ons te zien en in beelden iets van de schoonheid van landschap, boom of bloem te bewaren, zo zou het werk van de tuinman moeten zijn om voor ons zoveel mogelijk in de volheid te bewaren van hun natuurlijke schoonheid, de levende wezens zelf. (p.8).

 

Ellen tuiniert, ontwerpt en leert tuinfotografie en ook daar heeft zij talent voor. Ondanks de uitvinding van de Kodax Box camera met filmrol (1891), gebruikt Ellen daarvoor liever nog de eerder gangbare zware fotoplaten, die voor haar door de tuin worden gedragen door een knecht, William. In 1909 wordt Warley Garden in Spring and Summer, een fotoboek van Ellen met veertig zwart-wit foto’s van haar beroemde tuin in Essex, gepubliceerd door uitgeverij Quaritch in London. Tuinliefhebbers zijn er lovend over (p.74). Onderstaand schilderij van Alfred Parsons geeft een beeld van hoe alleen al het gedeelte van de tuin aan de voorkant van het huis eruit moet hebben gezien.

 

Warley Place, het huis van de familie Willmott. Illustratie van Alfred Parsons (1847-1920

 

Alsof het allemaal nog niet genoeg is volgt Ellen ook op Warley Place opnieuw schilder- en tekenlessen, leert hoe zij schetsen van planten moet maken, volgt vioollessen, verbetert haar Frans en leert Duits van een thuistutor.

Ook is zij dol op reizen, dat blijkt uit een brief van 1875 die bewaard is gebleven, wanneer zij met haar ouders mee mag naar Parijs. Ook bezoekt de familie de Botanische Tuinen van Brussel, reist naar Spa en verblijft nogmaals in Parijs (1880). Wanneer haar moeder last krijgt van reumatische klachten, bezoeken zij alleen nog Spa-resorts in eigen land, zoals die van Bath bijvoorbeeld. Hier ontmoeten zij Major en mrs. Berkley ontmoeten, de bewoners van Spetchley Hall te Worcestershire.

 

Spetchley Hall – Worcestershire. Afbeelding van PollyDot via Pixabay

Al snel raken Ellen en Rose er bevriend met Maude, dochter van de Berkleys, en gezamenlijk bezoeken zij diverse tuinen. Later zullen deze Berkely’s de schoonouders van Rose worden, al zal zoon Robbert Valentine Berkley nog tot 1891 geduld moeten hebben voordat het tot een huwelijk met Rose kan komen. De Willmotts willen in 1882 namelijk, volgens de typische Victoriaanse trend van die tijd, met hun dochters een Grand Tour maken door Europa en zullen Luzern, Keulen, Turijn, Milaan, Rome en Napels bezoeken.

In 1889 reist Ellen met haar zus Rose, die inmiddels ook aan reuma lijdt, naar Aix-les-Bains voor het natuurlijke genezende bronwater en het weldadige klimaat. De meisjes rijden er rond in koetsjes, bezoeken de baden, wandelen in de bergen en bewonderen kloosters. Ook maken zij er kennis met een andere Engelsen die zich hier gevestigd hebben, zoals John Bellingham, Joseph Charlton Parr en Lady Whalley die goede relaties heeft met de Aixois en lokale notabelen. Ellen en Rose raken dol op deze plek en zullen er ieder jaar enige maanden verblijven.

In datzelfde jaar overlijdt hun suikertante gravin Helen Tasker, en laat hen een enorme erfenis na. Ellen en Rose kunnen nu in Aix-les-Bains, met het geldbedrag uit erfenis in La Maison au Lac, kopen (1890), een huis met diverse hectaren grond en een spectaculair een uitzicht over het Lac du Bourget.

 

http://resdlpbourget.free.fr/images/images/photos/tresserve.

In samenwerking met de lokale architect Jules Pin, verandert Ellen het cottage-achtige huis in een chateau, compleet met toren en al, richt het in met Louis XV en XVI meubelen, koopt muziekinstrumenten en verzamelt een complete bibliotheek (p.61-62).

 

Voor de tuin begint Ellen vooral rozen te cultiveren en kweekt in 1901 in samenwerking met Franse horticulturisten, alleen al ca. 750 verschillende soorten. Over bijzondere rozensoorten schrijft Ellen later haar meesterwerk: The Genus Rosa (1910). In het voorwoord daarvan richt zij zich tot koningin Alexandra (1844-1925), de echtgenote van koning Edward VII (1841-1910), en noemt haar daarin a peerless Rose, the queen of English hearts.

 

The Genus Rosa is door landschapsschilder en tuinontwerper Alfred Parsons (1847-1920) rijk geïllustreerd. Het boek, toont 132 aquarellen van rozen gemaakt tussen 1890 en 1908, en is te zien in the Lindley Library in London, de grootste tuinbouwbibliotheek ter wereld, waarin zich ook The Royal Horticultural Society bevindt.

Hieronder een voorbeeld van drie van zijn prachtige illustraties: de Rosa tea gigante, de Rosa laxa, en de Rosa rigorosa.

Geheel rechts zie je een afbeelding van een Kruisdistel, ook bekend als Miss Willmott’s Gost, omdat naar het verhaal gaat, dit plantje dat zich makkelijk vermenigvuldigt uit zaad, door Ellen, vanuit de zak van haar rok in tuinen van anderen werd gestrooid, waar het vervolgens “geheel onverwacht” opdook.

 

 

 

                         

 

In 1892 sterft de vader van Ellen en in 1898 verliest zij ook haar moeder. Rose is inmiddels getrouwd met Robbert Berkley en woont in Spetchley House. Ellen woont nu alleen in Warley Place, zet zich volop in voor het verfraaien van de tuinen, en heeft op een gegeven moment zelfs zo’n 104 hoveniers in dienst. Zij bestelt zaden en bollen, bij duizenden, vooral gele narcissen, loodkruid en kruisdistels.

De passie van Ellen voor tuinieren en haar bijzondere tuincreaties vallen op. In 1894 wordt zij als vrouw officieel toegelaten tot de Royal Horticultural Society in London, de Narcissus and Tulip Commitee en ontvangt diverse prijzen en medailles voor haar werk. Daarnaast is Ellen Willmott de eerste vrouw die, samen met haar concurrente Gertrud Jekyll, The RHS Medal of Honour, een koninklijke onderscheiding van koningin Victoria ontvangt (1897).

Ook zet Ellen een samenwerking op met de conservatoren van Kew Gardens en het Arnold Arboretum in Boston om reizen te financieren voor verzamelaars van bijzondere plantensoorten, zoals die van Ernest Wilson (1876-1930) naar China bijvoorbeeld.

 

In 1903 ontmoet Ellen via zakelijke connecties van haar ouders Sir Thomas Hanbury (1832-1907), zakenman, filantroop en tuinliefhebber, met wie zij spreekt over botanie en mediterrane tuinen (p.108). Sir Thomas is in 1867 voor het eerst naar Ligurische Riviera gereisd waar hij bij Mortola, niet ver van Ventimiglia en de Franse grens, een verwaarloosde villa van de familie Orengo de Casterone heeft gekocht en gerestaureerd. Hier heeft Hanbury samen met zijn broer Daniel en de Duitse tuinarchitect Ludwig Winter rond het huis diverse mediterrane terrastuinen aangelegd. In 1871 zal hij er samen met zijn vrouw Catherine Aldham Pease (1842-1920) gaan wonen.

 

Foto PW 2019

Geïnspireerd door Hanbury ( op de foto links zie je een gedeelte van de Giardini botanici di Hanbury met een fontein en terrassen), koopt ook Ellen in 1904 een huis in Italië: Villa Boccanegra, aan de Via Aurelia, bij Latte, zo’n 2,5 km. vanaf Ventimiglia. Net als de villa van Hanbury is ook die van Ellen ommuurd en heeft een aflopende tuin vanwaar je prachtig vrij uitkijkt over de Middellandse Zee (pp.149-150).

De vorige eigenaar, het Italiaanse parlementslid Giuseppe Biancheri (1821-1908), heeft tegen de muren rond het perceel rozen laten planten, zoals de Lady Banks bijvoorbeeld, die staan er nog wanneer Ellen aankomt, het moet haar enorm hebben aangesproken.

Zij is  dol op haar mooie huis en eigen grond in Italië, al moet er nog heel veel aan gebeuren! Met een enorme passie besluit Ellen om hier een van de mooiste mediterrane tuinen in Liguria te creëren wat haar uiteindelijk ook lukt, maar hoe dat is gegaan vertellen we later . . .

Ellen bestelt steeds meer voor haar project, geeft uiteindelijk heel veel geld uit bij lokale tuinbedrijven als Penco in Ventimiglia of Maison Bensa in Menton, waardoor de  rekeningen zich opstapelen en zij in financiële moeilijkheden raakt (p.150).

 

 

In 1907 wordt haar situatie nog slechter wanneer haar huis in Aix-les-Bains door een brand wordt verwoest, een traumatische ervaring. Ellen probeert het huis te renoveren, maar is niet goed verzekerd, en kan ook hier de rekeningen niet meer betalen als de schuldeisers zich aandienen. Na 1912 verblijft zij niet meer in Tresserve, maar nog wel in haar villa in Italië.

In 1920 wordt het huis in Tresserve gekocht door Randal Thomas Mawbry, een verre neef van de echtgenoot van haar zusje Rose, maar deze heeft niet echt interesse om het op te knappen, waardoor het lange tijd in een vervallen staat blijft. Ondertussen sterft ook haar zusje Rose (1922 ), en ziet Ellen zich gedwongen door alle financiële moeilijkheden in 1923 ook Villa Boccanegra te verkopen, dat vervolgens nog enkele keren van eigenaar wisselt.

Wanneer Mawbry overlijdt, ontstaat er door een onduidelijkheid in zijn testament, vanaf 1942 een pijnlijke strijd over de eigendomsrechten tussen de gemeente van Tresserve en een zekere Roche, inwoner van Chambery. Sinds 1964 doet het huis in Tresserve dienst als gemeentehuis van Aix-les-Bains en blijft het patrimonium van Ellen Willmott, de bijzondere bomen, planten en het rosarium bewaard in de tuinen rond het gebouw.

Villa Boccanegra is sinds 1983 in het bezit van twee botanici Guido Piacenza en Ursula Salghetti Drioli en heet nu Villa Piacenza, de tuinen zijn op afspraak te bezoeken.

 

Ellen Ann Willmott wordt gezien als een van de belangrijkste tuinontwerpers en horticulturalisten in de wereld. Als specialist in hybridiseren was zij altijd op zoek naar exotische soorten bollen en zaden en heeft met het financieren van diverse excursies naar verre landen bijgedragen aan plantenveredeling en variëteiten.

Heel veel plantensoorten zijn naar haar vernoemd zoals bijvoorbeeld de Rosa Wilmotiae, de Ellen Willmott lelie, wateraardbei miss Willmott, sering Miss Willmott, de irissen en tulpen Willmottiae en Warleyensis .

Originele foto’s, portretten en schetsen van Ellen Willmott zijn te vinden in de archieven van Spetchley House te Worcester. Ook Warley Place is te bezoeken, en wordt tegenwoordig onderhouden en als natuurreservaat beheerd door de Essex Wildlife Trust.

Ellen Ann Willmott is in 1934 overleden.

 

Illustrazione: https://luoghi.italianbotanicalheritage.com/en/villa-piacenza-boccanegra-garden/

Meer lezen over de mediterrane tuinen van Ellen Willmott en over Villa Piacenza, zoals Villa Boccanegra tegenwoordig heet? Dat kan! Wij zijn volop aan het schrijven en gaan binnenkort weer in Liguria fotograferen, zodat wij onze verhalen kunnen illustreren met exclusief en authentiek fotomateriaal, dus houd onze website in de gaten!

 

Bronnen:

Le Lièvre Audrey: Mis Willmott of Warley Place : her life and her gardens. Faber § Faber, London, 1980.

Artikelen:

Frieh-Giraud, Geneviève. “Ellen Willmott à Tresserve”, artikel voor de Académie des Sciences, Belles-Lettres et Arts de Savoie, seance 2019, via:

https://www.academiesavoie.org/images/discours/Communication_g_frieh_giraud.pdf

Pollit, David. “The Legacy of Ellen Willmott”. The Worcestershire Group Newsletter, spring 2018,  https://www.hardy-plant.org.uk/docs/publications/cornucopia/issue43/the_legacy_of_ellen_.pdf

Sewell, Paula. “Miss Ellen Willmott of Warley Place, Essex: Eminent Gardener, Horticulturist and Garden Photographer.” Garden History, vol. 42, no. 1, The Garden History Society, 2014, pp. 89–105, http://www.jstor.org/stable/24636288

 

Louise Helsloot MA – De Italiaanse Culturele Salon © 2022

I giardini botanici di Villa Taranto

A beautiful garden does not need to be big, but it should be the realization of one’s dream, even though it is only a couple of square meters large and it is situated on a balcony.

 

De auteur van dit citaat, de Schotse tuinontwerper Neil Boyd Watson Mc Eacharn (1884-1964), creëert zijn eigen droomtuin in Italië. Als jongetje van acht jaar komt deze telg uit een zeer gegoede en welgestelde Schotse familie daar voor het eerst en raakt direct enorm onder de indruk van de variatie van de Italiaanse plantensoorten. Zijn interesse voor de botanica is opgewekt!

 

Mc Eacharn aan het werk in een van de tuinen.

Na studies in Eton en Oxford reist Mc Eacharn in 1928 opnieuw naar Italië om daar op zoek te gaan naar een geschikt stuk land voor de creatie van een fantastische tuin.

Dankzij een advertentie in de The Times vindt hij dit uiteindelijk in 1931 in Pallanza, comune di Verbania aan de oevers van het Lago Maggiore. Hier koopt hij La Crocetta van de Markiezin van Sant’Elia, een buitenhuis met een riant uitzicht over meer.

 

In eerste instantie wil Mc Eacharn een tuin ontwerpen in Engelse landschapsstijl, romantisch, parkachtig met slingerpaden, verassende doorkijkjes en vijvers die hem doen denken aan thuis. Dat idee verandert al snel wanneer hij begint met het ontginnen, modificeren en irrigeren van de grond. Hij importeert duizenden zaden en planten en legt daarmee de basis voor de diversiteit van zijn botanische tuin.

 

Tot aan zijn gedwongen vertrek naar Australië in 1941 als gevolg van de Tweede Wereldoorlog werkt Mc Eacharn continue aan het vervolmaken van zijn tuinontwerp. Hij legt terrassen aan met watervallen, vijvers met waterlelies, de Valletta, een vallei-achtige tuin met een stenen boogbrug, een ecologische moerastuin en een wintertuin vol sierplanten en decoratieve fonteinen.

 

Zijn levenswerk noemt hij Villa Taranto, spreek uit Tàranto, naar een van zijn voorvaderen, Etienne Jacques Joseph Alexander McDonald (1765-1840), generaal in het Franse leger, benoemd door Napoleon tot Maréchal de France en hertog van Taranto voor zijn bijzondere verdiensten.

 

In 1952 heeft Mc Eacharn de tuinen van April tot Oktober opengesteld voor publiek. Om deze na zijn dood te kunnen voortzetten schenkt hij ze vervolgens aan de Italiaanse Staat.

In 1963 is aan hem als erkenning het Cittadinanza onoraria della città di Verbania, het ereburgerschap van de stad Verbania toegekend.

Een jaar later sterft Mc Eacharn, naar het verhaal gaat, op het terras van zijn villa terwijl hij uitkijkt over zijn planten en bloementuin. Het lichaam is bijgezet in een grafkapel in zijn tuinen. Villa Taranto is vanaf 1995 in gebruik genomen door de Prefettura del Verbano -Cusio – Ossola. 

 

De bronzen buste van Mc Eacharn hier rechts op de foto is als stille getuige van zijn aanwezigheid te zien.

 

 

 

 

 

 

Met ruim duizend uit de hele wereld geïmporteerde planten en wel 20.000 bijzondere plantenvariaties tonen de tuinen van Villa Taranto je al hun schoonheid met aandacht voor de botanische evolutie.

 

Heel bijzonder is de Victoria Cruziana, een reuzenwaterlelie uit het Amazonegebied in Zuid-Amerika met enorme bladeren van wel twee meter doorsnee die in een glazen kas in Juni-Juli te zien is. Het bloemblad van deze waterplant opent en sluit zich in de ochtend en de avond en verandert van kleur van wit naar roze. Volgens de overlevering lieten Indiaanse vrouwen hun baby’s wiegen op de stevige bladeren wanneer zij de was deden in de Amazone. Zie voor meer informatie over bijzondere plantensoorten: https://www.villataranto.it/en/rare-botanical-species/ 

 

Om je een indruk te geven van de tuinen en van het Lago Maggiore met de drie belangrijkste eilanden, Isola Bella, Isola dei Pescatori en Isola Madre heb ik ook onderstaande filmpjes bijgevoegd.  Je kunt Villa Taranto ook per boot bezoeken. Wij deden dit in 2019  vanuit Stresa maar er zijn ook mogelijkheden vanuit andere plaatsen, zie daarvoor: http://www.isoleborromee.com/navigazione-lago-maggiore.html

 

 

 

           

 

     

 

 

Maart 2021 zijn de tuinen van Villa Taranto weer opengegaan voor bezoekers met inachtneming van de Coronamaatregelen.

Over de mooiste eilanden van het Lago Maggiore volgende keer!

 

https://www.villataranto.it/it/

Foto Eacharn in giardino: https://www.villataranto.it/

Foto Victoria Cruziana presa da https://www.villataranto.it/en/rare-botanical-species

Foto’s PW © 2019

Tekst: Louise Helsloot MA – De Italiaanse Culturele Salon © 2021

Hotel Angst te Bordighera – Liguria, geschiedenis tussen verhalen en fictie

In Bordighera aan de Riviera di Ponente in Liguria is het hotel Angst aan de Via Romana 76 nog altijd een bezienswaardigheid. Veel toeristen die Bordighera bezoeken willen het monumentale gebouw, dat zich al jaren in een verwaarloosde staat achter een omheining bevindt, alsnog op de foto zetten. Het vroegere hotel trekt zelfs YouTubers aan die over de afzettingen heen klimmen en binnen de spannendste filmpjes voor op het internet maken, bijgaand filmpje geeft je een indruk: https://youtu.be/Bey5rBf68_s

Sinds 1985 valt hotel Angst officieel onder de soprintendenza ai beni culturali, de Italiaanse monumentenzorg en is het vervallen gebouw met het originele naambord nog slechts een stille getuige van wat het imposante hotel eens moet zijn geweest.

Al met al reden genoeg voor mij om meer te willen weten over dit bijzondere hotel en haar geschiedenis …

 

 

Terwijl ik begin te lezen over oprichter Adolf Angst en foto’s bekijk van het pand zoals het nu is, moet ik onwillekeurig denken aan een beeld uit de “The Shining”, een horrorfilm uit 1980 van Stanley Kubrick gebaseerd op het boek van Stephen King (1977).

Hierin gaat de hoofdpersoon Jack Torrence, vertolkt door Jack Nicholson, in een afgelegen gebied in de Colorado Rockies een hotel runnen en verliest in die totaal van de buitenwereld geïsoleerde omgeving meer en meer het contact met de werkelijkheid. Via zoontje Danny, die door zijn telepathische gaven het vermogen heeft om in het gruwelijke verleden van het hotel te kunnen kijken, zien wij er diverse geestverschijningen opdoemen.

Over hotel Angst doen onder de Bordigotti, de inwoners van Bordighera, ook diverse verhalen de ronde over gasten die in het hotel de geest van een jonge vrouw hebben waargenomen . . .

Hoe zijn die verhalen ontstaan? Daarvoor duiken we eerst eens in de geschiedenis van het opkomende toerisme in de negentiende eeuw in Bordighera:

 

De streek vanaf Menton aan de Franse Riviera en van Ventimiglia tot Genua aan de Italiaanse Riviera wordt in die tijd enorm populair. Vooral bij Engelse welgestelde toeristen naar aanleiding van de verschijning van de roman: Il dottor Antonio geschreven door Giovanni Ruffini (1807-1881), in het Engels uitgegeven in Edinburgh in 1855.

Ruffini, was een Italiaanse auteur en patriot die steun zocht voor de eenwording van Italië. Zijn verhaal speelt zich dan ook af in de context van het Risorgimento, de periode van de eenwording van Italië (1830-1870) en vertelt over de onmogelijke liefde tussen de Siciliaanse revolutionair dottor Antonio en Lucy, dochter van de Engelse aristocraat Sir John Davenne. Met beschrijvingen van de bijzondere schoonheid van het landschap in Liguria wekte Ruffini de sympathie en belangstelling op van de Engelsen voor deze regio en Bordighera. In 1937 is zijn roman verfilmd in de Cinecittà studio’s te Roma door de regisseur Enrico Guazzoni.

 

Naast Engelsen beginnen ook andere buitenlanders de Italiaanse Riviera te ontdekken, zo ook de welgestelde Oostenrijkse ondernemer Adolf Angst (1847-1924) die de ambitie heeft het meest prestigieuze zes sterren luxe hotel ooit neer te willen zetten. Enorm onder de indruk van de natuur, de azuurblauwe zee en de magische sfeer in het gebied rond Bordighera besluit hij die droom in deze plaats te verwezenlijken. Hij vindt al snel een mooi groot stuk land om de plannen te realiseren, maar er is een probleem: op de grond staat het huis van een zekere mevrouw Ghella en om de bouw te kunnen starten moet haar huis gesloopt worden maar deze signora wil het huis niet verkopen. . .Na een juridische strijd over het eigendom van de grond is haar huis uiteindelijk verwoest door een mysterieuze uitslaande brand waarbij zij is omgekomen. Haar lichaam is nooit gevonden. In het Italiaans kun je het verhaal volgen via dit filmpje: https://youtu.be/zq9rMEXAj9Y

Vanaf de opening in 1887 zijn er over het hotel in overlevering allerlei verhalen ontstaan, die, zoals dat gaat met dit soort verhalen, steeds spannender zijn geworden, zoals die over de nachtelijke bezoeken van  mevrouw Ghella wiens geest er ‘s nachts ronddoolt waarvan gasten zelfs het ruisen van haar rokken in de gangen hebben waargenomen. . .

 

Begin 19e eeuw straalt hotel Angst alle elegantie en grandeur uit die typisch is voor de Belle Epoque: een grote oprijlaan met een exotische palmentuin rondom leidt naar de trappen van een enorm bordes en de entree. Er zijn diverse prachtige salons, er is een dameslounge, een rookruimte voor de heren en een bibliotheek. De kamers met bad, hebben stromend water en elektriciteit, wat heel modern is voor die tijd. Men speelt bridge, schaak en tennis. Er worden diverse concerten, bals, thé dansants en culturele activiteiten georganiseerd en in het grote restaurant van het hotel staat een brigade klaar van de best opgeleide koks die culinaire specialiteiten creëren voor de gasten die er in avondjurk en jacquet verschijnen. Naast welgestelde Engelsen en Duitsers brengen ook Fransen, zoals de kunstenaar Claude Monet er hun vakanties door. Zelf royalty zoals koningin Victoria van Engeland bijvoorbeeld heeft plannen gehad om er te gaan logeren. Zij huurt voor zichzelf en haar staf, zelfs het hele hotel af maar moet uiteindelijk, helaas voor Bordighera, afzeggen wegens politieke verplichtingen thuis.

Adolf Angst is belangrijk geweest voor Bordighera. Naast werkgelegenheid voor de inwoners heeft de filantroop gedoneerd aan diverse instellingen waardoor Angst is uitgroepen tot ereburger van Bordighera en de koninklijke onderscheiding het Croce di Cavaliere della Corona d’Italia voor zijn inzet heeft mogen ontvangen.

 

Naast een glorietijd heeft het hotel ook slechte tijden gekend die zelfs direct in 1887 begonnen toen de eerste bouw van het hotel die gepland was op het Piazza della Stazione is verwoest door een aardbeving. Dat heeft Angst echter niet ontmoedigd want nog datzelfde jaar heropent hij zijn hotel aan de Via Romana. Gedurende de Eerste Wereldoorlog is het gebouw als militair hospitaal in gebruik genomen. Na de dood van Angst in 1924 heeft Max Naudenbousch, de man van zijn dochter Maria, de leiding van het hotel overgenomen, maar de oorlog heeft alles veranderd; de welgestelde en aristocratische buitenlandse toeristen komen niet meer en wie dat wel doet reserveert in minder gedateerde hotels. In de Tweede Wereldoorlog schijnt Mussolini er op aandrang van Hitler nog een diner te hebben georganiseerd voor generaal Franco maar daarna is hotel Angst snel in verval geraakt. Na de sluiting van het hotel in 1946 blijken deuren en raamsponningen als brandstof te zijn gebruikt, is er veel gestolen van marmer tot lampen en zijn decoraties vernield.

 

In 2018 heeft de gemeente van Bordighera een nieuw bestemmingsplan opgezet voor hotel Angst in samenwerking met projectontwikkelaar Bizzi & Partners Development S.p.A.

 

 

Door Susanna Scarabicchi, oprichtster van architectenbureau Tectoo en ingenieur Giuseppe Bessone is vervolgens een driejarige opzet uitgewerkt om hotel Angst te verbouwen tot een appartementencomplex waarbij de klassieke gevel en typische stijlelementen van het monumentale pand bewaard zullen blijven. Er zullen 80 zeer luxe appartementen worden gecreëerd, allemaal met privégarage, meerdere gemeenschappelijke ruimten en twee zwembaden. Daarnaast wordt het park rondom het hotel opnieuw aangelegd door tuinarchitecten die er net als in het originele ontwerp palm – en olijfbomen in verwerken die verwijzen naar de exotische sfeer van vroegere tijden.

 

Na de officiële presentatie van de bouwplannen is met het het leggen van de eerste steen door burgemeester Giacomo Pallanca van Bordighera in 2018 het project dan echt van start gegaan. Als je het leuk vindt is het verloop ervan te volgen op FaceBook via: https://www.facebook.com/tectooarchitects

 

Natuurlijk hoopt de gemeente Bordighera met deze verbouwing bij te dragen aan cultuurbehoud en daarnaast buitenlandse investeerders aan te trekken en werkgelegenheid te creëren. Wanneer de verbouwing van het complex eenmaal klaar is kun je je echter afvragen of deze ook werkelijk zal bijdragen aan het welzijn van de Bordigotti, immers bij een appartementengebouw voorzien van de aller modernste snufjes heb je niet zoveel personeel meer nodig en daarnaast is een dergelijke woonstijl slechts weggelegd voor de Pochi eletti, de Happy few…

 

Illustrazioni:

Foto film Il dott. Antonio: https://en.wikipedia.org/wiki/Doctor_Antonio_(1937_film)

Foto Antonio Ruffini:     https://www.bordighera.it/storia/personaggi/giovanni_ruffini

Foto 1 hotel Angst: von Salinger – CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons

https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Hotel_Angst.001_412.JPG

Foto 2 hotel Angst: von Salinger, CC BY-SA 3.0 via Wikimedia Commons

https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Hotel_Angst.001_219.JPG

Foto 3 hotel Angst, von Salinger, CC BY-SA 3.0 via Wikimedia Commons

https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Hotel_Angst.001_190.JPG

Articoli:

Lucia Baudo, Il ritorno del Dottor Antonio, articolo pubblicato su “Provincia di Imperia” numero 83/84 anno 2000

https://www.bordighera.it/storia/luoghi_ed_edifici/hotel_angst

https://www.riviera24.it/2018/02/giornata-storica-per-bordighera-posata-la-prima-pietra-della-nuova-era-per-lhotel-angst-278893/

Tekst: Louise Helsloot MA – De Italiaanse Culturele Salon © 2020

Il sentiero dei castagni van Stresa naar Belgirate!

De CAI – Club Alpino Italiano onderhoudt in Italië zo’n 60 duizend wandelpaden, van makkelijk te belopen tot het echte zware alpine klimwerk. Zo blijft in samenwerking met de UNESCO het patrimonium van Italië bewaard. Deze wandelroutes zijn herkenbaar aan de rood-wit gestreepte bordjes, zo ook deze route door de kastanje bossen rond het Lago maggiore:

il sentiero dei castagni !

 

Deze bijzondere route voert je vanaf Stresa omhoog langs panoramische vergezichten over het meer naar Belgirate. Solo andata, alleen heen, is deze wandeltocht een parcours van ongeveer 8 km in falsopiano, vals plat, dat geasfalteerde paden afwisselt met bospaden. Afhankelijk van de weersomstandigheden kom je hierop soms wel omgewaaide bomen tegen die nog niet zijn opgeruimd waar je overheen moet klauteren, dus trek goede wandelschoenen aan wanneer je dit pad wilt lopen. Voldoende water meenemen en ook een lunchpakketje voor onderweg is lekker want langs deze route is op dat gebied niet echt iets te vinden!

Wanneer je vanaf Belgirate niet meer terug naar Stresa wilt lopen is het leuk om vanaf daar de battello, de boot terug te nemen naar Stresa. Check wel van tevoren even de vertrektijden van de boten voor je na deze wandeling op een van de terrasjes aan het meer neerploft. Als alternatief kun je natuurlijk een taxi nemen maar de lokale bus rijdt je ook prima terug langs de oever van het meer.

 

Wat ga ik zien?

 

De wandeltocht omhoog richting Binda start in Stresa in de Via Manzoni, genoemd naar Alessandro Manzoni (1785-1873) schrijver en dichter, die hier aan het Lago maggiore vakanties doorbracht in zijn residentie het Palazzo Stampa te Lesa.

Manzoni is vooral bekend om zijn meesterwerk I promessi sposi. Halverwege herinnert een monument met reliëf in brons ons aan de vriendschap die de schrijver had met de priester en filosoof Antonio Rosmini (1797-1855).

              

We vervolgen de weg tot een splitsing met een klein kapelletje waarin een fresco van de Madonna te zien is. Vanaf dit punt links begint de tocht over een antiek Romeins pad met keistenen naar het kastanje bos. Onderweg in het bos zien we nog andere boskappeletjes en komen bij antieke kerken en boerenhoeves, waardoor je ook een indruk krijgt van la vita contadina, het boerenleven zoals het in dit gebied is geweest; religieus en arm, waar hard moest worden gewerkt. Diverse borden langs de route geven je extra informatie over de geschiedenis van de landbouwers die hier van dit land en deze bossen hebben geleefd. Ze verwerkten kastanjes in recepten, op de terrassen die zij hebben aangelegd stonden diverse soorten fruitbomen, appels, vijgen, kersen en in hun moestuinen verbouwden zij bonen, gerst en mais.

 

We komen via een schitterend uitzicht op het meer aan in het dorpje Passerà, bij het Oratorio di Passerà. Deze kerk die stamt uit c.a. 1657 is volgens de overlevering door een rijke wijnhandelaar aan de Madonna geschonken uit dankbaarheid nadat deze een schipbreuk had overleefd.

Wanneer je verder deze weg afloopt leidt deze naar de ruïnes van een oude molen, de mulin da la stria de Passerà. Over deze molen bestaat een griezelige oude legende: de mysterieuze legende van Togn. Het mooie van volksverhalen is dat deze overgeleverd worden aan nieuwe generaties. Zo heb ik ook dit verhaal gehoord van een Italiaanse lerares van een lokale school die ik er tegenkwam. Zij nam haar klas mee op deze excursie om hen in die eigen omgeving te vertellen over hun retroterra culturale, hun culturele achtergrond.

De legende vertelt over de molenaar Togn die hier in zijn molen woonde met zijn vrouw. Toen hun enige zoontje op jonge leeftijd overleed, vermoordde hij haar uit verwijt waardoor er een vloek werd uitgesproken over de molen. Iedereen die er daarna naar binnenging stierf. De molenaar vluchtte. Na jaren hoorde hij dat zijn vrouw er nog steeds ronddoolde als het fantasma van de molen daarom keerde hij verkleed als zwerver terug om dit te onderzoeken. Toen hij de molen inliep was ook hij op slag dood. Toen de molenaar en zijn vrouw in de dood weer werden verenigd met hun zoontje kon de vloek worden opgeheven…

Door de manier waarop de lerares in deze omgeving ons over de legende van Togn vertelde, werd deze hier bijna voelbaar…!

   

 

 

Verder wandelend kom je langs het dorpje Piane di Pramezzano richting Brisino aan in Magognino. Hier ligt rond de Chiesa di S. Albino het Cimitero di Sant’Albino, de begraafplaats van Sant’Albino. De serene sfeer van deze plek midden in de heuvels is indrukwekkend te noemen. In het kerkje dat stamt uit 1151 is een fresco te zien van de Madonna in trono, de Madonna op de troon, uit de vijftiende eeuw.

Vervolg nu de route richting Calogna en kom aan bij de Capalla di Santa Maria Mater Gratiae waarin een fresco van San Grato, de beschermheilige van het noodweer en de overstromingen te zien is. Verderlopend richting Belgirate vind je op een open plek nog de Chiesetta di San Paolo. Vanaf dit antieke romeinse kerkje kom je via Pianezza en Farinelli aan bij de Chiesa vecchia van Belgirate. Hier vallen de Romeinse klokkentoren en de arcade uit de zeventiende eeuw op en zijn daarnaast fresco’s te zien uit de vijftiende eeuw. Daarna leidt de weg je heuvelafwaarts naar het centrum van Belgirate en is het tijd voor een koel drankje aan het meer!

   

 

Hierbij nog een leuk filmpje om nog meer in de stemming te komen om deze mooie tocht te gaan lopen!

Alla prossima! Tot de volgende keer!

 

foto’s bronzen reliëf Manzoni: http://appuntiretrodatati.blogspot.com/2016/12/ringraziamenti-ed-aggiornamenti-bolg.html

foto’s: PW © 2020

Tekst: Louise Helsloot MA – De Italiaanse Culturele Salon © 2020

Louise’s Liguria tip 7: la Via antica Iulia Augusta

Tussen Albenga en Alassio ligt langs de kustlijn een wandelpad dat oorspronkelijk stamt uit de tijd van de Romeinen: de Via antica Iulia Augusta. Aangelegd op bevel van de Romeinse keizer Julius Augustus in 13 voor Chr., maakt het pad dat Rome met Gallië heeft verbonden deel uit van het cultureel erfgoed van Liguria.

 

Dit is echt een attività da non perdere, een activiteit die je naar mijn idee niet zou mogen missen wanneer je in het prachtige gebied van de Riviera dei Fiori bent! Trek dus je wandelschoenen aan, neem voldoende water en de fotocamera mee en ga genieten van deze ongeveer 12 km. lange tocht die je de mooiste panoramische uitzichten biedt.

 

Wij zijn deze route gestart vanuit de Via Calogero in Albenga. De wandelroute wordt door borden aangegeven maar daar moet je wel even goed naar zoeken midden in deze woonwijk. Vanaf dat punt loop je omhoog en al snel strekt het pad zich voor je uit en vervolg je de tocht over keistenen omringd door mediterrane vegetatie als cipressen en eucalyptus, citroen en olijf.

Al vrij snel kom je bij een archeologische site waar de resten van een Romeins amfitheater en begraafplaats met zeven rouwkamers te zien zijn. Op informatieborden wordt uitleg gegeven over de geschiedenis van deze vondsten. Naast het Italiaans is de tekst ook in het Engels te lezen.

 

 

Hoe hoger je in de heuvels komt hoe meer doorkijkjes er zijn met een fantastisch uitzicht op de zee. Maak af en toe een stop en voel hier de stilte die alleen wordt onderbroken door het rumoer van de krekels…

 

Je bent nu ongeveer halverwege de wandeling en vanaf hier kun je het Isola gallinara zien liggen. Wanneer je goed kijkt heeft het eiland de vorm van een schildpad waardoor het door de inwoners van Albenga La Tartaruga genoemd wordt. In de zee rond dit eiland zijn amfora’s opgedoken uit de resten van een Romeins schip. De vondsten kun je bewonderen in het Museo navale dat is te vinden in het Palazzo peloso cipolla in Albenga.

 

Aan het einde van de wandeling kom je uit bij het kerkje van Santa Croce dat voor het eerst genoemd wordt in een schrijven van paus Alexander III in 1169 als behorend bij het klooster van de Benedictijnen op het Isola gallinara.

 

 

 

 

 

Wanneer je de eerste huizen van Alassio nadert verandert het pad in een geasfalteerde weg en stralen de kleuren van oleanders en bougainville je tegemoet.

Tijd voor een welverdiend drankje op een van de terrasjes in het kleurrijke Alassio!

 

 

 

 

https://www.scoprialbenga.it/via-iulia-augusta.htmhttp://www.comune.albenga.sv.it/

http://www.comune.albenga.sv.it/

Foto’s PW © 2018

Tekst Louise Helsloot MA – De Italiaanse Culturele Salon © 2020

Louise’s Liguria tip 6: Albenga città delle torri

 

Albenga is echt zo’n gemoedelijke badplaats waar de Italianen zelf ook graag met hun familie verblijven om vakanties te vieren.

Non è cosa sorprendente! Ofwel: dat is niet verwonderlijk! Om te beginnen vind je er een gezellige boulevard met diverse bagni waar je ligstoelen met parasols kunt huren en vers gevangen vis kunt eten in de bijbehorende strandtentjes. In het mooie centro storico kun je struinen in de vele gezellige winkeltjes, met mode, schoenen of antiek.  Naast een goede slager en een viswinkel,  kun je hier ook voor verse groente, fruit of olijfolie terecht. ’s Ochtends koop je een krantje bij de lokale boekenstal en drink je een cappuccino op het terras van het bakkertje om de hoek of aan zee.

 

Je proeft in Albenga nog de grandeur van vervlogen tijden, juist die combinatie van historie en de hierboven beschreven ongedwongenheid maakt Albeng zo bijzonder. Flaneer eens door de mooie, door oude platanen omgeven lanen en bewonder de klassieke villa’s met hun gietijzeren hekken. Snuif de geur op van de bougainville die haar zoete geur verspreidt wanneer je jouw Italiaanse avond- passeggiata – wandeling maakt.

 

Ook op het gebied van theater wordt er in Albenga regelmatig iets georganiseerd, zoals een lezingenserie Lectura Dantis over de verzen van Dante Alighieri en worden er op het mooie Piazza dei Leoni in de zomer jazzavonden en popfestivals georganiseerd waarvan heerlijk buiten wordt genoten.

 

In deze Città delle Torri, Stad van de Torens, zoals Albenga wel wordt genoemd, is ook aan culturele bezienswaardigheden geen gebrek.

In het Museo Navale Romano en het Museo Civico Ingauno beiden gevestigd in het Palazzo Pelosos Cepolla, een paleis uit de vijftiende eeuw, zijn amforen te zien uit de eerste eeuw voor Chr. Deze wijnamforen uit een antiek Romeins vrachtschip heeft men in 1951 gevonden op de bodem rond het Isola Gallinara. Ook zijn er terracotta vazen en wijnvaten te zien uit een Romeins schip dat bij Diano Marina is gevonden. Het Museo Civico Ingauno vertelt de geschiedenis van de maritieme handel en piraterij van de bevolking van dit deel van Liguria. Daarnaast wordt hier een collectie antieke potten van de apotheek van het vroegere ziekenhuis van Albenga bewaard. De stukken zijn gedecoreerd in blauw en wit, de karakteristieke kleuren  van Savona en Albissola tussen de zestiende en de negentiende eeuw. http://www.iisl.it/musei/navale/naval.htm

 

Het Museo Diocesano e Battistero Palleocristiano di Albenga is gevestigd in het oude Palazzo Vescovile, het Bisschoppelijk Paleis. In dit gebouw, waar nog fresco’s te zien zijn uit de vijftiende eeuw, wordt een rijke collectie vroegchristelijke archeologische vondsten, middeleeuwse schilderijen, gobelins uit de zestiende eeuw en beelden uit de achttiende eeuw getoond. https://www.diocesidialbengaimperia.it/curia/settore-centrale/museo-diocesano-e-battistero-paleocristiano/

Het Museo Magiche Trasparenze biedt een expositie van ruim 200 stuks bijzonder glaswerk afkomstig uit opgravingen rond Albenga, waaronder het Piatto Blue, het Blauwe Bord, een rond dienblad in blauw glas dat hier in Albenga is teruggevonden in de Viale Pontolungo. https://www.scoprialbenga.it/magiche-trasparenze.htm

Leuk om te doen is daarnaast een bezoek brengen aan het Museo dell’olio waar je dankzij de inzet van de familie Sommariva alles te weten komt over het proces van olijvenpers tot olijfolie in deze streek en via een ondergrondse tunnel ook toegang hebt tot de Frantoio Sommariva. https://www.scoprialbenga.it/museo-olio-albenga.htm

 

Kerken in Albenga om te bezoeken en bewonderen zijn de Chiesa di Santa Maria in Fontibus die volgens historische bronnen voor het eerst al in 1098 genoemd wordt als bouwwerk van Benedictijner monniken. De naam in Fontibus zou verwijzen naar antieke fonteinen die zich rond deze kerk hebben bevonden maar daarvan zijn nooit bewijzen gevonden. Tussen 1612 en 1625 is de kerk gerestaureerd waarbij de middeleeuwse toegangsdeuren bewaard bleven. Binnen zijn een marmeren beeld van Maria, La Vergine Maria uit 1622 te zien en religieuze werken van de Genuese kunstschilder Orazio De Ferrari (1606 – 1657) uit 1638. http://www.svdonline.it/1327/chiesa-di-santa-maria-in-fontibus/

De Cattedrale di San Michele staat echt in het hart van Albenga. Haar Campanile, haar klokkentoren vormt samen met de Torre Civica en die van het Municipio, het stadhuis de Tre Torri, het symbool van de stad Albenga. https://www.scoprialbenga.it/cattedrale-san-michele.htm

 

 

       

 

Sportievelingen kunnen zich uitleven op diverse mountainbike en hike-routes die hier in de heuvels zijn uitgezet. Ook kun je langs de kustlijn wandelingen maken, zoals over de Via antica tussen Albenga en Alassio en genieten van een panoramisch uitzicht over de Ligurische Zee.

 

Voor watersporters is het hier aan de Ligurische kust natuurlijk goed toeven met vele leuke haventjes in zicht. Je kunt zelf een boot huren, meezeilen of een ticket boeken voor een van de vele boottours die er aangeboden worden. Dagelijks kun je vanuit Alassio, dat 7 km. vanaf Albenga ligt een boottocht maken naar het Isola Gallinara. Het eiland dat behoort aan Albenga ligt hier zo’n 1,5 km. vanaf voor de kust. Deze tours bieden mogelijkheden om te zwemmen, snorkelen of onder begeleiding te duiken.

 

Het eiland dankt haar naam aan het grote aantal galline selvatichewilde hennen, dat het bewoond heeft. Waarschijnlijk heeft deze vogelpopulatie zich vermenigvuligd uit een aantal vogels die tijdens een bezoek per boot ontsnapt zijn. Een ander naam voor het eiland is La Tartaruga, de Schildpad, naar de vorm die het heeft. https://www.scoprialbenga.it/centro-multimediale-riserva-isola-gallinara.htm

 

 

Wil je dit gedeelte Liguria ontdekken met het openbaar vervoer, dat is hier goed geregeld. Er rijden regionale treinen en sneltreinen die Albenga met de andere plaatsen langs de kustlijn verbinden. Eenmaal aangekomen kun je met een lokale bus of taxi overal komen. Houd wel rekening met zo af en toe een ritardo, een vertraging van je trein, maar ja, je bent op vakantie toch?

 

Copyright Louise Helsloot MA – De Italiaanse Culturele Salon © 2020

Foto’s PW © 2019

Louise’s Liguria, tip 5: Botanische tuinen van Sir Thomas Hanbury en Ludwig Winter

De bijzondere botanische tuinen van Hanbury in Mortola, tussen Menton en Ventimiglia zijn het levenswerk van de Engelse zakenman, tuinliefhebber en filantroop Sir Thomas Hanbury (1832-1907). Sir Thomas reisde in 1867 voor de eerste keer naar de Cote d’Azur waar hij aan de kust bij Mortola de verwaarloosde villa van de Italiaanse familie Orengo de Casterone kocht en restaureerde. Samen met zijn broer Daniël begon hij vervolgens ontwerpen te maken voor de botanische tuinen. In 1871 besloot hij samen met zijn vrouw Catherine Aldham Pease (1842-1920) in Mortola te gaan wonen, waar zijn broer inmiddels al een begin had gemaakt met de aanleg van de tuinen. Thomas en Catherine kregen vier kinderen, Cecil, Horace, Daniel en Hilda.

 

Onder leiding van de Duitse botanist en tuin- en landschapsontwerper Ludwig Winter (1846-1912) ontstond langzamerhand een van de beroemdste tuinen van Europa. Winter verwerkte grote palmsoorten tussen bloemen struiken en creëerde zo onbekende en bijzondere effecten. De tuinen van Hanbury raakten vervolgens erg in trek bij beroemdheden en adellijke personen die hun vakantie doorbrachten aan de Italiaanse Riviera zoals bijvoorbeeld de Engelse koningin Victoria.

 

Later zou Winter nog diverse andere tuinen aan de Ligurische Riviera aanleggen, zoals de Giardino esotico Pallanca http://www.pallanca.it/giardino.html in Bordighera bijvoorbeeld, een tuin die in 1861 in samenwerking met Iacopo Pallanca is opgezet en waar vooral bijzondere cactee en vetplanten te zien zijn.

Daarnaast creëerde de tuinontwerper I Giardini Winter in Vallone del Sasso, Bordighiera https://luoghi.italianbotanicalheritage.com/en/winter-gardens/ en de tuinen van de Borgo Storico Seghetti Panichi te Ascoli Piceno https://seghettipanichi.com/park/ in de regio Le Marche.

 

 

De tuinen van Hanbury zijn trapsgewijs rondom de villa van de Engelse tuinliefhebber aangelegd in de richting van de zee en tonen een palet aan kleuren en contrasten. Wanneer je door dit mediterrane panorama wandelt zie je een enorme variëteit aan bijzondere vegetatie: van palmbomen, cipressen, olijf – citroen – en bananenbomen tot magnolia, bougainville, oleander en campanula’s en kruidensoorten als tijm, rozemarijn of lavendel. Met haar vijvers, fonteinen en architectonische decoraties is dit volop un posto da godere appieno een plek om intens van te genieten!

Beneden aangekomen biedt een uitspanning waar je iets kunt drinken of een lichte lunch kunt gebruiken in de schaduw van diverse cipressen, je een grandioos uitzicht op de Middellandse Zee.

 

 

 

 

 

 

 

 

https://giardinihanbury.com/

Voor informatie over het bezoek van koningin Victoria van Engeland aan de Hanbury tuinen in de lente van 1882 met authentieke foto’s en geschreven in het italiaans en in het Engels, zie:

La Regina Vittoria ai Giardini Hanbury a cura di Alessandro Bartoli con prefazione di Alain Alkann e contributo di Domenico Astengo in: Quaderni degli Amici dei Giardini Botanici Hanbury, nr. 1, Genova, 2015:

https://www.amicigiardinihanbury.com/wp-content/uploads/2018/01/Quaderni-degli-Amici-dei-Giardini-Botanici-Hanbury-n.-1.pdf 

Foto’s PW © 2019

Tekst en copyright Louise Helsloot MA – De Italiaanse Culturele Salon © 2020

Louise’s Liguria tip 4: Badalucco, paese dipinto o paese medievale?

Badalucco ligt op 250 meter hoogte in de Valle Argentina, ongeveer 34 km. landinwaarts vanaf Imperia en zo’n 18 km vanaf Triora waarover ik in mijn vorige artikel schreef.

Wat direct opvalt in dit middeleeuwse dorpje zijn haar pastelkleurige huizen en muurschilderingen, Murali (mura betekent muur) genoemd, die je overal in het dorp tegenkomt. Badalucco wordt daarom ook wel il Paese dipinto, het beschilderde dorp, genoemd. In de zomer van 2017 werd hier het Up Art festival georganiseerd, een evenement waarbij weer nieuwe Murali zijn aangebracht. Toch blijkt dat over deze muurschilderingen die enige jaren terug zijn ontstaan uit een lokaal idee om het dorp te restaureren, op te fleuren en toeristen aan te trekken, de meningen van de inwoners verschillen. Er zijn ook Baucogni (inwoners van Badalucco in dialect) die vinden dat door deze decoraties het authentieke cultuurhistorische karakter van het middeleeuwse dorp wordt ondermijnd.

 

 

Naast schilderkunst wordt er in Badalucco ook keramiek gemaakt. De Associazione Up Arte organiseert regelmatig exposities van het werk van diverse lokale artiesten in de Badalucco Art Gallery, wat extra kleur geeft aan een bezoek aan dit plaatsje. Daarnaast biedt de galerie diverse cursussen in pottenbakken, zie daarvoor de informatie op de FaceBookpagina van de galerie: https://www.facebook.com/UpArteBadalucco/

 

Over de herkomst van de naam Badalucco bestaan diverse theorieën, zo zou deze afstammen van Belladucius (Lt) dat oorlogszuchtig volk betekent, maar ook zou Baaluco of Badalucco afgeleid kunnen zijn van het Italiaanse werkwoord badare, zorgen voor, hier in de zin van: de wacht houden dat verwijst naar de functie die de gefortificeerde burcht heeft gehad in de 13e eeuw. Anderen zoeken de herkomst van de naam in Abdalucus zonder licht, refererende aan de schaduwrijke bosachtige omgeving. Daarnaast zou de verering van de Fenicische God Baal in een heilig bos in deze omgeving van invloed geweest kunnen zijn op het ontstaan van de naam Badalucco.

 

 

Het pittoreske dorp in de Colline Ligure wordt omringd door olijfgaarden, waar in oude olijfperserijen de olie van de Taggiasca olijven wordt opgevangen voor de lekkerste Olio d’Oliva Extra Vergine. Deze tradizione stamt al uit de laat zevende, begin achtste eeuw toen de Benedictijner monniken de grond rond Badalucco zijn gaan ontginnen en terrassen voor de oogst hebben aangelegd. De olijfperserij Frantoio ROI, een bedrijf dat al van generatie op generatie in dezelfde familie is, kun je op afspraak bezoeken om meer te weten te komen over de geschiedenis van de olijfolieproductie in Badlucco: https://www.olioroi.com/en/

 

Naast olijfolie staat Badalucco bekend om Il fagiolo di Badalucco, een kleine witte bonensoort die in veel gerechten wordt verwerkt en Rundin wordt genoemd in het lokale dialect. In de cucina rustica, de boerenkeuken van deze streek wordt deze vaak gecombineerd met capra (geitenvlees) en coniglio (konijn). Andere piatti tipici, streekgerechten uit Badalucco zijn bijvoorbeeld de Fiori di zucca ripieni, met mortadellaworst gevulde courgettebloemen uit de oven, Stoccafissu a Baucogna, een schotel met gedroogde stokvis, of A fogazza, een zoete focaccia, allemaal lekkernijen die naar traditionelele recepten worden gemaakt.

Er zijn dan ook diverse restaurantjes waar je van al dat heerlijks kunt genieten, zoals de osteria Cian De Bia bijvoorbeeld, waar je het menu eet dat de chef voor die dag heeft bedacht samen met een glas lokale wijn zoals il Vermentino, il Pigato of il Rossesehttps://www.ciandebia.it/ Ben je dol op paddenstoelenspecialiteiten dan kun je in het gezellige ristorante Ca’Mea je hart op halen. http://www.ristorantecamea.it/

 

Natuurlijk wil je ook de historische cultuur van het Badalucco ontdekken. De antieke Borgho met haar nauwe steegjes en overdekte doorgangetjes ligt langs de weg die vanuit het dal omhoog slingert. Vroeger was het dorp omsloten door een ringmuur met vijf poorten, de Porta di San Rocco, Porta del Pogetto, Porta di Beo, Porta del Castello en Porta di Santa Lucia, deze laatste bevindt zich op een brug, de Ponte di Santa Lucia. Meer stroomopwaarts aan de noordelijke kant van Badalucco ligt nog een brug de Ponte della Madonna degli Angeli, vernoemd naar de daar vlakbij gelegen Capella della Madonna degli Angeli.

 

De Ponte di Santa Lucia is een romaanse boogbrug waar in de kiezelstenen bestrating nog de oude karrensporen uit vervlogen tijden te zien zijn. De gebogen vorm doet denken aan de karakteristieke gebogen vorm van de rug van een ezel, althans zo verwoorden Italianen deze specifieke vorm: a schiena d’asino. De hier inmiddels vernieuwde paden, zijn dan ook aangelegd op de vroegere ezelspaden. Door haar bijzondere boogconstructie is de brug overeind gebleven en vormt een natuurlijke golfbreker voor de bergrivier de Argentina die hier als een kleine waterval over rotspartijen en stenen onderdoor stroomt.

Het kleine klokkapelletje erboven is in 1606 gebouwd ter ere van Santa Lucia, de Heilige Sint Lucia, de patroonheilige van de blinden. Binnen is een marmeren beeld van haar te zien. Op de naamdag van Santa Lucia, 13 december, prevelen veel dorpsbewoners wanneer zij er langs lopen uit gewoonte, voorzorg of piëteit een gebedje:

Salute e pan d’ordiu che Santa Lezia e ne cunserve a vista e l’audia – “Gezondheid en gerstebrood, moge de Heilige Lucia ons zicht en gehoor bewaren”!

 

In het historische centrum vind je op de piazza Duomo de Chiesa di Santa Maria Assunta e San Giorgio in barokke architectuur met zuilenrijen aan de voorgevel geconstrueerd door Giovanni Battista Oreggia di Prelà tussen 1683 en 1691. Het oorspronkelijke gebouw is waarschijnlijk ouder, rond 1308 werd er op deze plek al een kerk met de naam Santa Maria beschreven. Bij de daarop volgende aanpassingen is de monumentale deur gemaakt door Bartolomea Varenzi da Cenova in 1556 hergebruikt.

Binnen, in de enorme ruimte valt naast decoraties in gips en devotionele ornamenten uit de zestiende-zeventiende eeuw het grote altaar op, gemaakt door Gio Andrea Manni in 1697, dat geflankeerd wordt door twee grote marmeren engelenbeelden die toegeschreven worden aan de school van Bernini.

In de kapellen zijn schilderijen te zien van diverse kunstenaars zoals bijvoorbeeld van de Milanese schilder Giuseppe Massa, La Resurrezione di Cristo (1726), van Giacomo Rodi, La Madonna del Carmine e Santi ( begin 17e eeuw) en van Francesco Maria Narice, L’Assunzione della Vergine (1776).

 

L’oratorio dei Disciplinanti delle Stimmate di San Francesco, (1646) toont werken van Gio Paolo Marvaldi (1705) en in het Oratorio della Madonna della Misericordia (1701-1728) zijn decoratieve reliëf stucwerken te zien van Vincenzo Adami en fresco’s van Maurizio Carrega.

 

Buiten het dorp, panoramisch gelegen op de Monte Carmo vind je Il santuario della Madonna della Neve. Dit sanctuarium stamt uit de vijftiende eeuw en werd een bedevaartsplaats voor veel pelgrims nadat de Heilige Maria hier een blinde man zou hebben genezen. Ieder jaar op 5 augustus, de naamdag van de Madonna della Neve, wordt het houten Mariabeeld dat zich hier in de kapel bevindt in een processie naar beneden gedragen. Daarnaast worden hier de gevallenen van de Tweede Wereldoorlog herdacht.

 

Zoals in de vorige post over Triora, Dolcedo en Dolceaqua vermeld kun ben je in dit gedeelte van Liguria op je plek wanneer je van hiking en trekking houdt. Het Sentiero Balcone (SB) is een wandelroute van 135 km die in de provincie Imperia loopt van oost naar west langs de kust en deze met de historische dorpen in het achterland verbindt. De vroegere ezelpaden, zoals het originele pad van Cervo naar Dolceacqua bijvoorbeeld, zijn nu veranderd in een netwerk van aansluitende de wandelpaden. Van gemakkelijk te belopen paden in de Alpi del mare tot routes voor echte pro’s in de hogere Alpini dall’alto.

 

Ook vanuit Badalucco worden tochten met een Alpine gids georganiseerd, zoals bijvoorbeeld een mooie panoramische wandeling naar de Monte Carmo naar het bovengenoemde Santuario della Madonna della Neve.http://caiimperia.com/index.php/2-non-categorizzato/122-da-badalucco-al-santuario-della-madonna-della-neve#:~:text=Tempo%20complessivo%3A%205%20h. Deze is ongeveer 8 km, vertrekt vanaf Piazza Duomo in het centrum van Badalucco en voert langs typische stenen muurtjes, olijventerrassen, wijngaarden en door kastanje bossen. Terugkerend voert het pad je langs de antieke Chiesa San Bernardo (1443) en loop je over de Ponte degli Angeli weer het centrum van Badalucco binnen.

 

 

LAATSTE NIEUWS:

Naast de pandemie Covid 19 zijn in de Valle Argentina begin oktober de dorpen Badalucco, Montalto Carpasio, Molini di Triora en Triora zwaar getroffen door een enorm noodweer. Als gevolg van hevige regenval en harde wind is de rivier de Argentina buiten haar oevers geraakt wat een enorme modderstroom heeft veroorzaakt die veel schade heeft aangericht aan wegen en huizen. Er was geen elektriciteit, water en gas.

Ook restaurant Ca’Mea is beschadigd waarbij als door een wonder de antieke brug er tegenover niet is ingestort. Aan de journalisten van de San Remonews van 6 oktober 2020 vertelt eigenaresse Cinzia Antonio in de puinhopen hoe na deze verwoesting bij alle inwoners direct een gevoel van solidariteit en samenwerking naar boven is gekomen. Hoe zij als één familie elkaar steunen in deze moeilijke tijden en alles samen weer op zullen bouwen. Verslaggeving in het Italiaans is via de link te lezen:

https://www.sanremonews.it/2020/10/06/leggi-notizia/argomenti/cronaca/articolo/badalucco-il-ristorante-ca-mea-devastato-ma-ce-gia-voglia-di-ripartire-la-titolae-noi-ricos.html

 

 

Andrea Gandolfo, La Storia di Imperia, Blue edizioni s.r.l., Torino, 2005.

foto panoramica: Alessandro Vecchi – own work, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=18856817

foto ponte:https://www.sanremonews.it/2011/04/26/leggi-notizia/argomenti/altre-notizie/articolo/adotta-un-ponte-nel-ponente-di-liguria-e-non-te-ne-pentirai-il-ponte-di-badalucco.html

foto chiesa: Davide Papalini, opera propria, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=1999158

foto oratorio: Davide Papalini, opera propria, CC BY-SA 3.0 <http://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/>, via Wikimedia Commons

foto Madonna della Neve:https://www.riviera24.it/2010/08/giovedi-5-agosto-festa-della-madonna-della-neve-a-badalucco-90745/

Tekst en copyright Louise Helsloot MA – De Italiaanse Culturele Salon © 2020

Louise’s Liguria tip 3: Triora, magisch bergdorp in de Valle argentina

Stregonella – Stachys recta

Ongeveer 47 km landinwaarts vanaf Imperia kom je na een rit over slingerende wegen aan in het pittoreske middeleeuwse bergdopje Triora in de Valle Argentina. De vallei is vernoemd naar de Argentina, een bergstroom die hier in de Alpi Liguri bij de Monte Saccarello (2200 km) ontspringt.

Het natuurgebied maakt deel uit van het Parco Naturale regionale delle Alpi Liguri waar je kunt paardrijden, hiken en fietsen. Het park kent een prachtige flora en fauna, planten als de Vlierbes, Thijm, Rozemarijn en de Bergandoorn kom je hier tegen. Deze laatste plant wordt in deze regio Stregonella of Erba della Madonna genoemd en staat ook bekend als het angstkruid: een boeketje ervan onder je kussen zou angsten verminderen. Tijdens een wandeling kun je hier ook wild zien zoals de steenarenden, damherten, gemzen of reebokjes.

 

In het oude centrum van Triora staan huizen gemaakt van leisteen in kronkelende steegjes. Ronde gebogen poorten leiden je hier naar zonnige pleintjes. In de zestiende eeuw was het bergdorp door haar ligging van strategisch, politiek en militair belang voor de republiek Genua waartoe zij behoorde. Aan de ruïnes die je er tegenkomt is dan ook goed te zien dat het plaatsje toen een gefortificeerde burcht is geweest.

Over de naam van het plaatsje vind ik diverse verklaringen: Triora tria-ora ofwel tre bocche, drie monden zou verwijzen naar de driekoppige helhond Cerbero in Dantes Inferno maar ook naar de drie rivieren die hier door de vallei stromen, de Corte, de Argentina en de Capriolo en naar de drie belangrijkste agrarische producten van deze streek: graan, wijn en kastanjes.

 

De gastronomie van Triora kent dan ook een heel eigen traditie. Van meel, water en zout worden er simpele pasta’s gemaakt die door de vorm net even anders zijn dan de gnocchi en orecchiette. Typisch zijn ook de ronde broden gecombineerd met een lekker Alpenkaasje, de Bruzzo, een soort ricotta-achtige kaas en de Toma di pecora brigasca, een platronde geitenkaas. Grano pestato, hand gemalen graan dat gekookt gecombineerd wordt met ui, prei en spek, bonenschotels en gerechten met ridderzwammen (Tricholoma portentosum) uit het bos maken hier deel uit van de tradizione della cucina povera. Deze oorspronkelijke keuken van de armen wordt inmiddels enorm gewaardeerd. Ook slakken en pizza’s, hier torta-pasta genoemd, met diverse kruiden, snijbiet, aardappel of courgettes al gelang het seizoen maken er deel van uit.

Triora is daarnaast bekend om gerechten met saffraan, kastanjes en om haar dolces , zoals de cubaita, een deeggebakje gevuld met hazelnoot, amandel en walnoot in lokale honing. De lokale wijn is de rode Ormeasco en de witte Bunde.

In het filmpje hieronder vertelt locoburgemeester en restauranthouder Gianni Nicosia over deze bijzondere keuken en streekproducten

Voor wie geen Italiaans spreekt heb ik zijn presentatie in de bovenstaande tekst even vertaald.

 

 

Naast een culinaire traditie heeft Triora ook een rijke geschiedenis. Belangrijk om te gaan zien in Triora: de Collegiata di nostra Signora Assunta kerk waar Il Battesimo di Cristo, geschilderd door Taddeo di Bartolo (1362-1422) te zien is. Het Santuario della Madonna del Ciastreo in Molini di Triora waar volgens de overlevering de Heilige Madonna aan een herderinnetje zou zijn verschenen en de Cabotina, plek van samenkomst van de baggiure in het dialect van Triora. Om te weten te komen wie dat waren gaan we voor nu naar de Cappella di San Bernardino da Siena, een kapelletje dat stamt uit de vijftiende eeuw en is opgericht ter nagedachtenis aan de Heilige Bernardinus van Siena (1380-1444). Deze Franciscaner monnik heeft in dit gebied rondgereisd en rond 1418 ook Triora bezocht om er te preken. Op de muren in de kapel zijn bijzondere fresco’s te zien. Al zijn ze niet allemaal meer volledig, de pastelkleuren en het beeld dat de kunstwerken uitdragen is indrukwekkend.

 

 

Een belangrijke afbeelding is Il Giudizio universale, een fresco waarvan gezegd wordt dat de kunstschilders Giovanni Canvesio (1450-1500) en Tommaso en Matteo Biazaci da Busca (data onbekend, rond 1474 schilderden deze broers in Liguria) er aan zouden hebben gewerkt. Op dit Laatste Oordeel is goed te zien hoe in deze tijd het concept van hemel en hel door mensen werd beleeft. Duidelijk zijn weergegeven de weg van het goede naar de hemel en die van het kwade naar de hel met alle gevolgen voor diegenen die de duivel volgden. De afbeelding van de Limbo (in Dante’s Divina Commedia de eerste cirkel van de hel) en La barca nella tempesta, Boot in de storm, geven daar een duidelijk beeld van. Hierop zijn demonische monsters te zien en een aantal vrouwen met mijters op hun hoofd  die samen met enkele ketters worden verbrand.

 

Volgens de Italiaanse historicus Paolo Portone, die al meer dan twintig jaar onderzoek naar heksenvervolgingen in Italië is deze voorstelling op de fresco een vroege getuigenis dat rond 1400 hekserij als ketterij werd beschouwd in dit gebied.

In 2014 verscheen in samenwerking met drie andere onderzoekers zijn boek La causa delle streghe di Triora. I documenti dei processi, 1587-1618. In het werk reconstrueert de auteur op basis van authentieke documenten, hoe in die jaren in een context van christelijk geloof en populair volksgeloof in Triora een bewogen geschiedenis heeft kunnen plaatsvinden waardoor het bergdorp ook bekend is als: Il paese delle streghe, het dorp van de heksen.

 

In de tweede helft van de zestiende eeuw waren kruidenvrouwen die zich de medicinale plantenleer eigen hadden gemaakt, genezeressen en vroedvrouwen heel waardevol voor Triora en de omliggende dorpen. Door hun ervaring met en kennis van heilzame kruiden die hier in de heuvels geplukt werden konden zij adviezen en medicatie geven voor de fysieke en mentale gezondheid van de dorpelingen en ook hielpen zij de dorpsvrouwen bij het baren. Zij vervulden dus een heel positieve en bijdragende rol.

In de patriarchale maatschappij waarin mannen domineren werden de activiteiten van deze bijzondere vrouwen in Triora door de academisch opgeleide mannelijke artsen uit Genua en de katholieke kerk als afwijkend van de gangbare norm gezien en dus als bedreigend. Naar hun overtuiging konden vrouwen nooit zelf zulke kwaliteiten ontwikkelen, die moesten zij hebben ontvangen van een hogere, demonische macht.

Toen in 1587 de graanoogst mislukt was, werd Triora getroffen door een enorme hongersnood. Al snel werd er gezocht naar wie of wat deze rampspoed kon hebben veroorzaakt. Daarop werden enkele vrouwen beschuldigd van hekserij. Het werd het begin van een reeks heksenprocessen.

 

In de waanzin die toen moet zijn ontstaan werden in Triora zeker twintig, later zelfs dertig vrouwen tijdens de Heilige mis door andere dorpelingen aangewezen als heksen.

De bijzonder commissaris der Inquisitie Giulio Scribani kamde de hele regio uit van Castelvittorio tot Montalto Ligure en Badalucco. Bekentenissen werden door martelingen afgedwongen waar veel vrouwen onder zijn bezweken. Enkele vrouwen in deze regio werden tot de brandstapel veroordeeld terwijl de vrouwen van Triora dit lot bespaard bleef. Zij werden verbannen naar de Torre Grimaldino te Genua waar de meesten in gevangenschap alsnog stierven van honger en ellende. In 1618 werden de heksenprocessen afgesloten en de laatste overlevende vrouwen vrijgelaten op voorwaarde dat zij zich zouden wijden aan het christelijke geloof.

 

In 2004 is het Museo etnografico e della stregoneria, het Heksenmuseum, opgezet. De tentoonstelling in het museum herinnert aan die heftige periode, geeft alsnog een stem aan de onschuldig veroordeelde vrouwen van Triora en benadrukt de toegevoegde waarde die zij voor de Italiaanse communes hebben gehad.

Daarnaast zijn diverse B&B’s, restaurantjes en winkeltjes in het dorp waar het heksenthema slim wordt doorgevoerd zoals de Osteria La loggia della Strega dat recent werd geopend en La Strega di Triora waar je lokale producten kunt kopen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Paolo Portone, Alfonso Assini, Paolo Fontana, Gian Maria Panizza, La causa delle streghe di Triora. I documenti dei processi, 1587-1618, Pro Triora Editrice, Triora, 2014.

Biografie: http://www.paoloportone.it/biography.htm

Informatie over Triora vind je op: https://www.trioradascoprire.it/triora/?lang=en

Video Triora: https://www.youtube.com/watch?v=fuTAau_XU_c

Illustratie Stregonella: Stregonella europeana.eu – CC BY-SA 3.0

Foto Capella di San Bernardino: https://www.trioradascoprire.it/portafoglio/si-prega/?lang=en

Foto vicolo Triora: https://www.e-borghi.com/en/curiosities/407/for-all-the-witches-of-the-village- of-triora.html

Foto bambole: https://forum.xcitefun.net/triora-italy-ancient-town-of-witches-t50813.html

Foto negozio: https://lastregaditriora.it/

Foto ristorante: Stefano Michero, https://www.sanremonews.it/ en https://cinque-valli.com/listing/osteria-la-loggia-della-strega/

Tekst en copyright Louise Helsloot MA – De Italiaanse Culturele Salon © 2020

Louise’s Liguria tip 2: Dolceacqua

Vanaf Dolcedo is het ongeveer 70 km. richting Ventimiglia naar het volgende pareltje van deze streek: Dolceacqua:

Letterlijk vertaald betekent Dolceacqua, zoet-water dat zou verwijzen naar de rivier de Nervia die hier in het achterland door de vallei stroomt. Het authentieke plaatsje in de heuvels tussen Ventimiglia en Bordighera heeft oude wortels, zo zijn er archeologische vondsten gedaan die wijzen op nederzettingen in dit gebied uit de ijzertijd. In de tijd van de Romeinen ontstond de antieke burcht Dulcius en door de tijd veranderde deze naam in Dolceacqua.

Dolceacqua is vooral bekend om het Castello dei Doria, het kasteel van de Doria’s een adellijke patriciërs familie die vanaf de dertiende eeuw politiek veel invloed heeft gehad en heerste over Genua en het omliggende gebied. Daarnaast is er in het centrum een inmiddels wereldberoemde asymmetrisch gebogen brug te zien.

 

Claude Monet, Castello di Dolceacqua, 1884.

 

In 1883 bezocht Claude Monet (1840-1926) de Italiaanse Riviera waar hij door Engelse vrienden werd meegenomen naar het achterland van Liguria. Later zou hij dit gebied ook met zijn collega-schilder en vriend Auguste Renoir bezoeken. Monet was zo enorm onder de indruk van de kleuren, van de mediterrane natuur en de inval van het licht in Valle del Nervia dat hij er al gauw vanuit Givenchy opnieuw naar is teruggekeerd om te schilderen. Hij schreef er brieven over aan zijn vriend de kunsthandelaar Paul Durand-Ruel. Dwalend door het achterland heeft hij op een van deze reizen ook Dolceacqua ontdekt. Over Dolceacqua en de brug schreef Monet in 1884:

 

“ […] l’endroit est superbe, il y a un pont qui est un bijou de légèreté ”.

“ […] het is een prachtige plek, er is een brug die een juweel is van lichtheid ”.

 

Claude Monet, L’antico ponte sul Nervia, 1884.

In dat zelfde jaar maakte hij er twee kunstwerken: Le Chateau de Dolceacqua, (1884), dat zich tegenwoordig bevindt in de collectie van het Musée Marmottan Monet te Parijs en Le vieux pont sur la Nervia (1844) dat is te zien in het The Clark Art Institute, Wiliamstown, Massachusetts.

 

De gemeente Dolceacqua heeft de plaats waar Monet zijn schildersezel zou hebben neergezet gemarkeerd zodat je vanuit zijn perspectief naar de brug en het kasteel kunt kijken.

 

 

 

Bezoek je Dolceacqua dan moet je zeker de culinaire specialiteit proeven die er gemaakt wordt; de Michetta, een dolce, een typisch Italiaans zoet broodje of brioche dat je overal in het dorp kunt kopen. Het recept is ontstaan uit een opmerkelijke middeleeuwse gewoonte: het Jus primae noctis, ofwel het recht op de eerste nacht waarbij een landheer, in het geval van Dolceacqua een markies uit de Doria familie, zich het recht toe-eigent om een jonge dochter van een lijfeigene of een van de boeren die op zijn land werkt te ontmaagden aan de vooravond van haar huwelijk. Dit bizarre lot trof volgens de overlevering ook de beeldschone Lucrezia, een negentien jarig meisje dat verloofd was met een jonge man die Basso heette. Lucrezia vertzette zich tegen de markies die haar vervolgens in de donkerste kerkers van het kasteel liet opsluiten waar zij de hongerdood stierf. Met hulp van een wacht kon Basso doordringen tot de privévertrekken van de markies en zette hem een dolk op de keel. De markies werd gedwongen om een oorkonde op te stellen waarin hij officieel afstand nam van dit wrede gebruik. Het in het Latijn geschreven document werd daarna naar de geestelijken van de San Giorgio kerk gebracht die het vertaalden in dialect. De oorkonde werd daarna opgehangen op het openbare mededelingenbord waar iedereen het kon lezen. Dit alles zou gebeurd zijn in de nacht van 15 augustus.

 

Om de overwinning en het verzet van de dappere Lucrezia te blijven herinneren besloten de vrouwen in het dorp iets te gaan bakken. Toen ze zo bezig waren met meel, eieren, olie en suiker kneedden zij het deeg in de vorm van het vrouwelijke geslachtsorgaan. Spontaan begonnen zij in Ligurisch dialect te zingen Omi, au ,a michetta a damu a chi vuremu nui , dat betekent: Mannen, vanaf nu geven wij onze michetta aan wie wij zelf willen. Wat met dit woord in dialect bedoeld wordt behoeft geen uitleg denk ik…

 

Het Jus primae noctis is een controversieel onderwerp. Vooral in de negentiende en twintigste eeuw was het debat over het onderwerp populair. In die periode is er door diverse geleerden veel onderzoek naar dit onderwerp gedaan: heeft het Jus primae noctis ooit bestaan en is dit “recht” ook vastgelegd in een bestaande wet? Zijn er documenten die dit bewijzen? Gaat het hier om een gewoonte gebaseerd op die van tribale samenlevingen of om een mythe?

Vind je het interessant om daar meer over te weten? Dan zou je bijvoorbeeld onderstaand artikel kunnen lezen van de Amerikaanse historicus, seksuoloog, en emeritus hoogleraar aan de State University New York te Buffalo, Vern. L. Bullough:

Bullough, Vern L. “Jus Primae Noctis or Droit Du Seigneur.” The Journal of Sex Research, vol. 28, no. 1, 1991, pp. 163–166. JSTOR, www.jstor.org/stable/3812958: beschikbaar tegen betaling via: https://www.jstor.org/stable/3812958?seq=1

 

Naast de Michetta produceert men in Dolceacqua ook een eigen rode wijn, de Rosseso wijn die lekker combineert met regionale  boerenrecepten in dit gebied zoals een pizza gemaakt op basis van ei, lokale kaas, groenten en kruiden.

 

 

Video Dolceacqua, Italia.it.

Wil je meer weten over de geschiedenis van Dolceacqua? Download de brochure via de link:

http://www.dolceacqua.it/turismo/images/stories/immagini-fisse/Map-En.pdf

Met dank aan: Dolceacqua.it progetto a cura di Assessorato al Turismo e alla Cultura del Comune di Dolceacqua, via Roma, 50 – 18035 Dolceacqua (Imperia).

Foto’s kunstwerken Monet Dolceacqua:

http://www.dolceacqua.it/turismo/

Tekst en copyright Louise Helsloot MA – De Italiaanse Culturele Salon © 2020